Iconen in de Grieks orthodoxe kerk.
Het gebruik van iconen dateert uit het begin van onze jaartelling, toen de Grieken in Egypte de gezichten van de doden bedekten met een plankje van hout met daarop een schilderijtje van de dode. Later is dat overgegaan in het afbeelden van heiligen op hout en weer later op canvas.
Van die eerste iconen is een boek gemaakt met de regels volgens welke die iconen geschilderd moesten worden. Dus welke kleuren gebruikt werden, welke attributen de heiligen vast hhielden en wat voor kleding ze aan hadden. Deze regels worden nog steeds gehanteerd en het boek wordt bewaard in een klooster in de monnikenrepubliek Athos in Noord Griekenland.
Wil men een icoon als origineel benoemen, dan moet het volgens de regels uit dit boek geschilderd zijn. Daarbij moeten ze ook nog met eigeel en natuurlijke kleurstoffen gemaakt zijn en het bladgoud moet echt zijn. Iconen worden op hout geschilderd, in dunne verflagen, meestal op een gouden onderlaag. De techniek van het schilderen van de iconen is dus aan traditie en vaste regels gebonden d.w.z. streng van lijnen en vrijwel zonder perspectief. Originele iconen hebben allemaal een certificaat achterop. Echte iconen zijn zeldzaam en daardoor erg kostbaar.
De iconen genieten in de orthodoxe kerk een zeer grote verering. Het zijn afbeeldingen van heiligen, maar vooral van Christus en de Moeder Gods. Meestal zijn het gezicht, de hals en de handen zichtbaar, het overige is bedekt met een gouden of zilveren plaat. Het hoofd van de heilige is soms omgeven door een, waarin edelstenen zijn verwerkt.