De cipressen bomen, nu en in de Minoïsche periode.

Cipressen bomen zijn enerzijds lange statige slanke bomen en anderzijds bomen met een wat wildere bredere vorm. De takjes, blaadjes en naaldjes zijn bij beide vormen hetzelfde. Het verhaal gaat de ronde, dat de twee soorten cipressen bomen een mannelijke en een vrouwelijke variant zijn, ra ra wat is wat? We hebben hier echter te maken met twee verschillende soorten cipressen bomen. Cipressen bomen hebben doorgaans een wit geschilderde stam, dit om bacteriëngroei te voorkomen.

Cipressen bomen werden in de minoïsche tijd gebruik bij de bouw van paleizen. Zo waren de pilaren die we kennen van de afbeeldingen van Knossos, vroeger van Cipressen bomen gemaakt. Deze werden dan ondersteboven gebruikt, zodat de grotere onderkant een groter draagvlak had om het dak te dragen.
Zoals men nu het beton gebruikt om het instortingsgevaar bij aardbevingen te beperken, zo werden vroeger houten skeletten gebruikt. Tussen de houten constructies werden de leemtes dan opgevuld met stenen.
Deze bijzonder grote cipressen bomen, die voor pilaren werden gebruikt, komt men nu alleen nog maar tegen in de regio van de Samaria kloof.

Kreta was vroeger voor het overgrote deel bosrijk gebied. Men zegt dat daar nog maar 10% van over is. Oorzaak hiervan is dus het gebruik van hout voor de paleizen, maar ook voor de bouw van schepen. Tevens was hout een belangrijk export middel. Dit heeft men toentertijd als ruilmiddel tegen goud en ivoor gebruikt met landen als Egypte en Syrië. Veel van dit goud en ivoor is teruggevonden in de paleizen, terwijl het niet op Kreta zelf te vinden is.

Ook uit de gedichten van Homerus kan men afleiden dat Kreta een groot groen woud is geweest.